Traumasensitief werken

WAT HOUDT TRAUMASENSITIEF WERKEN IN ?

Als kinderen Stressvolle situaties of ingrijpende gebeurtenissen meemaken heeft dit invloed op de ontwikkeling en het gedrag van het kind. Het is daarom heel belangrijk goed te weten wat een kind heeft meegemaakt. Zo kan de omgeving van het kind er beter op in spelen. Bij gedrag wat opvalt zou altijd de eerste vraag die je je stelt moeten zijn : " Wat is dit kind overkomen? "


Bij kinderen die veel stressvolle situaties hebben gekend, blijft de Amygdala (de alarmbel van de hersenen) continu aan staan, waardoor er meer stresshormonen worden aangemaakt. Bij langdurige stress blijft je stress systeem continu aanstaan, ook als de stress situatie voorbij is. Je “window of tolerance”  (zie onderaan een link naar een filmpje met meer uitleg over de window of tolerance)  wordt kleiner waardoor je veel sneller in de overlevingsmodus schiet. Als je overlevingsbrein (het reptielenbrein) actief is, is de neocortex (het mensenbrein) tijdelijk uitgeschakeld. Je kunt niet meer logisch nadenken. In je overlevingsmodus ga je vechten, vluchten, bevriezen of aanpassen. Het belangrijkste is om deze kinderen zo snel mogelijk terug te krijgen in hun 'mensenbrein'  Hoe je dat doet ?  Door vooral in verbinding te blijven, niet te straffen op het moeilijke gedrag, maar ze te benaderen vanuit de innerlijke overtuigingen. Dit vraagt omdenk- en reflectie-vaardigheden van jezelf. Belangrijk te beseffen dat bij de juiste steun het stressniveau verlaagd en dat de invloed van ingrijpende gebeurtenissen het kind dan ook sterker kunnen maken, doordat een kind nog veel veerkracht heeft. Zonder steun blijft het stress niveau hoog en kan de ingrijpende gebeurtenis juist veel schade opleveren doordat de executive functies niet goed ontwikkelen. Steun is daarom enorm belangrijk bij Traumasensitief opvoeden ! Door echt Gezien en gehoord te worden voelen de kinderen zich gesteund. Zoals Gabor Mate zo mooi heeft gezegd : Kinderen raken niet getraumatiseerd door de pijn die ze aangedaan is. Kinderen raken getraumatiseerd omdat ze alleen waren met hun pijn.

Rechts zie je beeldend uitgelegd wat er gebeurt als de onderste hersendelen, (het reptielenbrein of overlevingsbrein genoemd) actief zijn,
dan komt het bovenste hersendeel (de neocortex, ook wel mensenbrein genoemd) in de verdrukking, waardoor je deze hersenfuncties tijdelijk niet actief kunt gebruiken.
op het linkse plaatje zie je de situatie waarbij de hersendelen optimaal samenwerken 

 

De eerste vraag die bij veel mensen opkomt is dan vaak, maar wat is dan het verschil met regulier opvoeden ?

Bij traumasensitief opvoeden gaat het om onvoorwaardelijke liefde. Ook bij lastig gedrag verdient een kind je liefde en aandacht. Bij traumasensitief opvoeden ben je je meer bewust dat de innerlijke overtuigingen, van zowel die van het kind als de innerlijke overtuigingen van jezelf invloed hebben op je gedrag. Innerlijke overtuigingen ontstaan door wat je meemaakt. ofwel je gedrag staat altijd onlosmakelijk verbonden met je gevoel en je gedachten. (theorie van de cognitieve driehoek) Kinderen die veel stress of trauma hebben meegemaakt hebben meer negatieve innerlijke overtuigingen en kunnen minder goed hun gevoel reguleren, ook is het 'raampje' smaller geworden waardoor vaker de Neocortex tijdelijk uitschakelt en ze daardoor handelen vanuit overleving (reptielenbrein) . Ze hebben als het ware een co-regulator nodig, die helpt hun emoties weer onder controle te krijgen. Kinderen in een overlevingsstand zijn zich minder bewust van hun eigen gedrag.

Iedereen draagt een onzichtbare koffer met overtuigingen met zich mee  Deze koffer is gevuld met vaak onbewuste overtuigingen die ontstaan zijn door alles wat je in je leven hebt meegemaakt. Als je Traumasensitief werkt ga je je afvragen wat zouden de innerlijke overtuigingen van dit kind kunnen zijn, ofwel welke gedachtes en gevoelens spelen een rol bij het zichtbare gedrag. Als je vermoedt wat de negatieve innerlijke overtuigingen kunnen zijn, ga je proberen deze om te buigen naar een positieve innerlijke overtuiging. Als bijvoorbeeld  het kind de overtuiging heeft,” volwassenen zijn niet te vertrouwen”, dan zorg je als volwassene er bewuster voor dat alles wat je belooft ook echt nagekomen wordt, zodat het kind de overtuiging kan loslaten en kan ombuigen naar “volwassenen zijn te vertrouwen” Je bouwt deze momenten bewust vaker in.  Daarnaast help je het kind veel meer met het gevoel reguleren. Dit doe je door alles wat je ziet te benoemen. “Ik zie dat je je vuisten balt en gaat stampen, jij bent nu vast echt heel boos.”  Je gaat het kind als het ware bewuster maken van wat er in het lichaam gebeurt,  want door de traumatische ervaringen, loopt de stress sneller op en daardoor gaan ze veel eerder in een overlevingsstand, waardoor ze alleen nog primair reageren en niet meer vanuit logisch nadenken. Door de kinderen heel bewust te maken wat je ziet, help je het kind welke gevoelens er mee spelen bij het gedrag wat ze laten zien.

Bij het reguleren van de gevoelens helpt het om het kind te bekijken vanuit een jongere leeftijd.  Een baby die gaat huilen, wordt door vrijwel iedereen automatisch opgepakt en heen en weer gewiegd. Op zo’n moment ben je bezig met het gevoel van de baby te reguleren. (co-regulator) Kinderen die in de vroege kinderenjaren deze interactie niet gekregen hebben, hebben daardoor ook minder geleerd hoe ze hun gevoel kunnen reguleren, daarnaast maakt het lichaam veel meer stresshormonen aan. Het kan helpen om met de kinderen terug te gaan naar het begin. Als het kind het prettig vindt kun je het kind op schoot zetten en de wiegende beweging maken, zoals bij een baby. Bij oudere kinderen of kinderen die liever niet aangeraakt worden, kan het helpen even samen op de trampoline te gaan staan en de op en neer beweging te maken of samen een wandeling te maken. De op en neer beweging zorgt voor ontspanning in de hersenen, net zoals bij het wiegen van de baby, waardoor het stress niveau zakt. Als er ontspanning in de hersenen komt, nemen de stresshormonen af en gaan de hersendelen weer goed samenwerken. Dit is de belangrijkste stap, want zolang er hersendelen uitgeschakeld zijn is het voor het kind niet mogelijk aanspraak te maken op het mensenbrein (neocortex)

Bij traumasensitief opvoeden is heel veel herhaling nodig, wat van de opvoeder heel veel geduld vraagt. Als je traumasensitief opvoedt is het belangrijk in het positieve te blijven. Stel jezelf eens wat vaker de vraag : “ Wat vind ik echt belangrijk ?” , Choose your battles. Bijvoorbeeld als een kind aan tafel bij het eten niet wil zitten maar wil blijven staan. Wat is op zo’n moment belangrijker?  dat het kind zit of dat het kind eet ?  Sommige kinderen kunnen bijvoorbeeld niet meer op een stoel zitten als ze al teveel prikkels hebben binnen gekregen. Verplicht je dit kind te gaan zitten om te eten, zal het kind nog verder overprikkeld raken en dan loopt de stress zo hoog op dat ze buiten hun “raampje” gaan. De neocortex (het mensenbrein) schakelt zich tijdelijk uit, logisch nadenken is niet meer mogelijk, met moeilijk of lastig gedrag als gevolg ,vaak uit zich dit in een driftbui of juist een freeze moment. Het kind komt tot niets meer en zal dus ook niet eten. Als het kind mag blijven staan, krijgt het kind de mogelijkheid te ontprikkelen, de stress neemt af, het kind kan binnen zijn raampje blijven, de neocortex (het mensenbrein) blijft actief. Het kind zal gaan eten.  Doordat je kijkt naar de behoefte van het kind, kun je dus voorkomen dat het tot een driftbui komt, wat uiteindelijk dus ook voor jezelf een hoop werk bespaart, want een driftbui, kan zomaar bij een ander kind zoveel stress veroorzaken ,dat ook deze weer in een overleving schiet en kom je in een negatieve cirkel terecht. Op het moment dat het kind mag blijven staan en gaat eten, neemt de stress af, het kind kan weer meer prikkels verdragen en zal op dat moment ook weer gaan zitten. Een kind wil namelijk niet anders zijn. Het is op zo'n moment geen kwestie van iets niet willen, maar een kwestie van onvermogen.

Traumasensitief opvoeden is voor veel mensen onbekend en wordt zeker niet door iedereen begrepen, waardoor je als opvoeder sterk in je schoenen moet staan om het keer op keer uit te leggen. Als opvoeder is het belangrijk om altijd die betrouwbare volwassene te zijn en te blijven, dus ook heel belangrijk dat je je eigen gevoel heel goed kunt reguleren, zodat je in het heetst van de strijd te allen tijde rustig kan blijven. In de praktijk blijkt dat mensen vaak de overtuiging hebben dat een kind lief moet zijn om liefde te mogen ontvangen.  Bij lastig gedrag, wordt vaak gezegd : “denk eraan,  lief zijn ! “ of "Stop met huilen, anders ga je naar de gang." "Je houdt je grote mond, anders zoek je het zelf maar uit." "Als je nu niet ophoudt, dan mag je niet meer op je tablet vanavond.”

De boodschap die je hier meegeeft is : Als je lief bent, (of aan de eis van de ander voldoet), dan mag of krijg je alleen Liefde terug. Als je daar over nadenkt, hoe logisch klinkt dat dan ?

Kinderen met een verhoogd stressniveau (of trauma) gaan veel sneller in hun overlevingsbrein. Op dat moment wordt het kind overspoeld door emoties die ze zelf niet kunnen reguleren, ze zijn niet meer in staat logisch na te denken. Het overlevingsgedrag wat hier uit voort komt is vaak heel lastig, maar verdient het kind dan geen liefde meer? is het kind dan niet meer lief ? Verdient dit kind niet juist de onvoorwaardelijke liefde van de ander, zodat het stressniveau kan dalen en het kind zichzelf weer kan herpakken ? Het gedrag kan lastig zijn, maar juist dan is de onvoorwaardelijke liefde zo belangrijk !  Bij traumasensitief opvoeden geef je altijd onvoorwaardelijke liefde, ook bij lastig gedrag, zonder uitzonderingen. Het kind hoeft liefde niet te verdienen maar krijgt liefde !

De volgende vraag die vaak volgt is : “Maar je kan een kind toch niet altijd zijn/haar zin geven ?

Bij traumasensitief opvoeden, geef je ook zeker niet het kind altijd de zin. Je kijkt naar wat het kind nodig heeft. Besef dat de gedachte : “Ik kan een kind toch niet altijd zijn/haar zin geven, veel zegt over je eigen innerlijke overtuiging. Op het moment dat je lastig gedrag ziet, en denkt dat het kind dit doet om zijn zin door te drijven, komt deze gedachte voort uit je eigen onzichtbare koffer met innerlijke overtuigingen. Het is de kunst om je eigen innerlijke overtuiging om te buigen, dit kun je bereiken door heel bewust op het moment dat je tegen lastig gedrag aanloopt, voor jezelf hardop uit te spreken :  Dit kind is niet lastig, maar heeft het lastig en heeft mijn hulp nodig. Dit kind voelt zich onveilig en reageert vanuit overleving. Als je deze gedachte eigen kunt maken, dan merk je dat je op den duur niet meer automatisch terug valt op je eigen oude gedachte patroon dat het kind zijn zin wil door drijven, of de baas wil spelen. Het is heel belangrijk om te allen tijde in verbinding te blijven met de kinderen.

Bij traumasensitief opvoeden is zelf reflectie erg belangrijk. Word je bewust van je eigen gedachtes. En vraag je zelf eens af, is deze gedachte waar ? Heb ik daar bewijs voor, of kan het ook anders zijn ? Wat als het omgekeerde waar is ? hoe zou dat voelen ? Door zelfreflectie op je gedachtes leer je dat je je eigen emotie veel beter onder controle kunt houden en dus een betere co-regulator kan zijn voor het kind. Gedachtes, gevoelens en gedrag zijn altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden ! (theorie van de cognitieve driehoek) 

Bij regels en consequenties is het belangrijk dat je je heel bewust bent van wat de regel of consequentie met het kind doet.

Als een kind, wat de positieve innerlijke overtuiging heeft :  “Ik ben geliefd, anderen zijn er om mij te helpen, de wereld is veilig”, een regel overtreedt en daardoor even naar de gang moet om na te denken, zal in de gang ook nadenken over wat er gebeurd is. Het kind weet dat als het terugkomt dat de anderen er weer gewoon voor hem zijn, voelt zich dus minder persoonlijk afgewezen. (de neo cortex (mensenbrein) blijft actief, dus kan beredeneren en logisch nadenken)

Een kind wat negatieve innerlijke overtuigingen heeft door alles wat het kind al in het verleden meegemaakt heeft kan de overtuiging hebben : “ Ik sta er alleen voor, ik ben niet veilig, anderen zijn onbetrouwbaar, de wereld is onveilig” Dit kind zal bij het wegsturen uit de ruimte meteen in de overlevingsstand schieten (de Neo cortex (mensenbrein) valt uit, het reptielenbrein neemt het over) De negatieve innerlijke overtuigingen worden hierdoor nog sterker.  Ze worden als het ware bevestigd. “zie je wel ik ben niet geliefd, anderen zijn er niet voor mij…etc.) Dit kind zal dan ook niet toekomen om over de overtreding na te denken (logisch nadenken is uitgeschakeld) en voelt zich persoonlijk afgewezen. Doordat de negatieve innerlijke overtuigingen bevestigd worden, worden deze nog verder versterkt. Een time-out kan daarom veel beter vervangen worden door een time-in. Blijf in contact en in verbinding met het kind.

Daarnaast overtreedt een kind met een trauma (of hoog oplopende stress) een regel veel vaker onbewust, doordat ze last hebben van traumatriggers. Ze schieten heel snel in de overlevingsstand. Het is dus heel belangrijk om overlevingsgedrag te gaan herkennen en hier gelijk op in te spelen, door de kinderen op die momenten gevoel van veiligheid te bieden.  Als het nodig is dat er een consequentie aan het gedrag gehangen moet worden, dan komt dit later. Eerst de verbinding maken. Zorg dat het kind zich veilig voelt, de stress afneemt en ze weer binnen hun “raampje” kunnen functioneren. Alleen binnen het raampje werken de hersendelen goed samen. De consequentie van het gedrag moet een logische consequentie zijn. Bijvoorbeeld een kind wat in zijn overlevingsstand iets stuk maakt van een ander, help je niet door boos te worden, voor straf weg te sturen. Hiermee voed je de negatieve overtuigingen. Maar nadat je het kind geholpen hebt met het gevoel reguleren kun je wel samen in gesprek hoe gaan we dit oplossen. “Je hebt iets stuk gemaakt van iemand anders, daardoor is de ander verdrietig. Hoe gaan we deze persoon weer blij maken” Bijvoorbeeld het kind gaat een mooie tekening maken voor het andere kind of neemt een taak over van het andere kind, of gaat zelf klusjes doen om geld te verdienen voor het andere kind zodat het gerepareerd kan worden of opnieuw gekocht. Het belangrijkste is dat de consequentie in de lijn staat van oorzaak en gevolg, maar nog veel belangrijker is dat de relatie hersteld wordt.

Belangrijk is om te beseffen dat als je tijdig reageert op veranderd gedrag door het te koppelen met de innerlijke overtuigingen van het kind dat je ook erger voorkomt. (Als een kind overlevingsgedrag laat zien kun je ook als je niet weet wat de innerlijke overtuigingen zijn bijna altijd inzetten op gevoel van veiligheid). Bijvoorbeeld : Een kind wat in de regie schiet (vanuit onveilig gevoel) en op de regie aangesproken wordt, of erger er voor gestraft wordt, zal daardoor in een driftbui terecht kunnen komen (gaat nog verder in de overleving stand, waardoor dus bijvoorbeeld spullen kapot gegooid worden) Als je op het moment dat het kind in de regie schiet, het kind gaat gerust stellen / gevoel reguleren : “Ik zie dat je het spannend vindt, het is hier veilig, ik ben er voor je” Dan voorkom je dat het kind verder in de overlevingsstand gaat. Door dat het kind zich weer veilig voelt stopt ook de behoefte om de baas te willen zijn, of te willen bepalen. De behoefte om de regie in eigen hand te houden komt voort uit de overtuiging “ ik sta er alleen voor, andere zijn er niet om mij te helpen, andere zijn niet te vertrouwen, de wereld is onveilig”. Door op gevoel van veiligheid in te spelen, zelf heel rustig te blijven, help je met het ombuigen van de negatieve innerlijke overtuigingen.

Bij overlevingsgedrag is het belangrijk zelf alert te zijn en de situatie vanuit de traumabril te gaan bekijken. Wat valt onder overlevingsgedrag?  Voorbeelden zijn : Druk zijn, agressief zijn, schreeuwen, grote mond, clownesk gedrag, heel sterk op de regie zitten ofwel willen bepalen, baas willen zijn, geen gezag accepteren, controle willen houden, maar ook teruggetrokken, afwezig zijn, lege blik in de ogen, verstarren, of weglopen, verstoppen, please-gedrag

De omgeving heeft vaak eerder last van kinderen die in een vechtmodus gaan dan kinderen die in de freeze modus gaan, maar vergis je niet. De kinderen in de freeze ervaren van binnen op zo’n moment net zoveel stress als de kinderen die compleet uit hun dak gaan. Dus ook de freeze momenten zijn belangrijk om goed op te reageren, zodat ook bij deze kinderen het stress niveau naar beneden kan.

Kinderen komen vaak in een overlevingsstand, door een trigger. Wat zijn triggers : 

Alles wat zintuigelijk vastgesteld is op het moment van trauma. Dit kan heel breed worden uitgelegd.

Een trigger voor een kind wat huiselijk geweld meegemaakt heeft kan de trigger schreeuwen zijn, of stemverheffing of dichtslaande deuren maar kan ook breder zijn en dat alle harde geluiden een trigger zijn, zoals bijvoorbeeld ook harde muziek of lawaai van veel mensen bij elkaar. 

Een trigger kan een bepaald persoon zijn, maar het kan ook alle personen met een bepaalde kleur haar zijn of iedereen met een zware stem of alle volwassenen.

Een kind wat zich snel onveilig voelt kan in iedere nieuwe onbekende situatie getriggerd worden door het onbekende.

Een geur kan een trigger zijn. Zo hoorde ik eens een verhaal van een meisje dat elke keer bij het ruiken van brood getriggerd werd. Ze bleek in haar verleden veel honger gehad te hebben en nam soms stiekem een boterham mee naar bed, waar ze dan zo lang mogelijk van deed. Toen ze veilig was en genoeg te eten had, riep de geur van brood steeds weer de honger en pijn op die ze meegemaakt had.

Ik ken een verhaal van een kindje wat clownesk gedrag vertoont zodra een tweede volwassene in een ruimte komt (trigger). Dit jongentje bleek mishandeld te worden door iemand die regelmatig bij zijn moeder op bezoek kwam. Het jongetje had het gevoel dat de mishandelingen kwamen omdat hij zich niet leuk en aardig gedroeg. Dus diep van binnen had hij de overtuiging dat zolang hij leuk en grappig was zou hij niet mishandeld worden.  Zo’n kindje moet dus gerustgesteld worden als hij clownesk gedrag gaat vertonen.

Een kleur kan een trigger zijn, een uitdrukking op iemands gezicht…..etc.. . Ben je er dus van bewust dat een kind in elke situatie getriggerd kan worden. Denk niet te snel: Dit heeft niets met trauma of oplopende stress te maken. Probeer altijd vanuit de traumabril te kijken en te reageren. De trigger is ook niet altijd bewust bekend. Bij preverbaal trauma geven de hersenen signalen af dat er gevaar dreigt, zonder dat de persoon in kwestie zelf weet waarom. De stress neemt het dan van je over. Zoals bij het verhaal ven de geadopteerde Ierse man die zijn hele leven lang misselijk werd bij de geur van sinaasappels. Hij kreeg bij het ruiken van deze geur altijd het gevoel te moeten vluchten, maar had zelf geen idee waarom. Later op volwassen leeftijd is hij op zoek gegaan naar zijn geschiedenis en komt hij een zus op het spoor. Zij weet hem te vertellen dat zijn moeder hem vroeger als baby meenam naar de pub waar ze werkte en hem dan als baby in een sinaasappelkistje op de bar legde. Deze man had als baby hier vaak met honger gelegen en is later te vondeling gelegd in een sinaasappelkistje. Het brein had de geur van sinaasappels dus opgeslagen als levensbedreigend.

Op het moment dat ik vertel over traumasensitief opvoeden is een veel gehoorde reactie. Dat is leuk, maar ik werk in een groep en dan werkt dat niet.  Dit werkt zeker wel in een groep, het mooie van traumasensitief opvoeden is dat het voor alle kinderen bruikbaar is, alle kinderen vinden het fijn om echt in verbinding te blijven. Je voorkomt ook heel veel escalaties, wat heel veel tijd oplevert ?

Wil je nog meer weten ?   : Zie ook het tabblad kijk- en leestips met links naar o.a. een aantal Informatieve filmpjes over de theorie behorende bij de training : “zorgen voor getraumatiseerde kinderen”  https://vimeo.com/showcase/8655659

Bovenstaande is heel kort uitgelegd wat de rode draad is bij traumasensitief werken. Wil je de (achterliggende )theorie beter leren begrijpen? Neem gerust contact met mij op, ik ga hier graag met je over in gesprek. Ook is een presentatie of training een mogelijkheid die ik kan bieden.

Een veel gehoorde reactie na het horen van de theorie is : "Dat is leuk, maar hoe pas ik dit toe in de praktijk". zie tabblad voorbeelden in de praktijk, met daarbij ook de reacties van de omgeving in de praktijk.